,

Paardenkastanjemineermot, levenscyclus en bestrijding

Rotte bladeren

Paardenkastanjemineermot

Bruine plekken op je paardenkastanje…

De paardenkastanjemineermot (Cameraria ohridella) is al enkele jaren één van de grootste belagers van de paardenkastanje. De larven van de mot maken gangen in het blad waardoor deze bruine vlekken vertoont. De bladeren kunnen eerder afvallen waardoor het vroeger herfst lijkt.

Heeft jouw boom last van de paardenkastanjemineermot?

Doordat de larven van de kastanjemineermot het bladmoes uit de bladeren eten ontstaan de typische blazen of blaasmijn (bruine gangen in het blad die licht opgeblazen zijn). Die mijnen worden soms verward met de bladvlekken die door de schimmel Guignardia aesculi  veroorzaakt wordt. Die vlekken zijn meestal roodbruin van kleur met een gele rand en ze zijn ook meer onregelmatig. Om de beiden te onderscheiden is het voldoende om het blad tegen het licht te houden.

Als er een aantasting van de kastanjemineermot is zijn de larven, hun uitwerpselen of de poppen duidelijk zichtbaar. Indien er sprake is van een zware aantasting zullen de bladeren volledig verkleuren en laten kastanjes, zelfs midden in het groeiseizoen, hun bladeren vallen. Het gevolg hiervan is dat de knopzetting voor het volgende jaar moeilijk wordt en het transport van reservevoedsel naar de wortels wordt geblokkeerd. Mocht dit nu enkele jaren aan houden dan zullen de bomen verzwakken en worden ze ook gevoeliger voor aantastingen van andere ziekten en plagen.

Hoe herken je de paardenkastanjemineermot?

Het eerste wat je moet opvallen zijn de bruine gangen in de bladeren (zie foto hieronder).

Maar je kan ook in heel veel motjes in en onder de boom waarnemen. De mannelijke motjes zelf zijn heel klein (4-5 mm) en vliegen kriskras door elkaar. De vrouwelijke motjes zijn even groot, maar kunnen niet vliegen. Ze klimmen omhoog op de stam.

De vleugeltjes hebben koperkleurige schubben en wit/zwarte dwarsstrepen. Er zijn ook franjes aan de achterkant van de vleugels.

3 Tips voor de bestrijding van de paardenkastanjemineermot

Er zijn 3 zaken die je kan doen om de kastanjemineermot zo veel mogelijk weg te houden van je boom:

  1. De vallen hangen met feromonen in om de mannelijke motten te vangen. De motjes komen af op de geur van het feromoon en vallen zo in de val waar ze uiteindelijk zullen sterven.
  2. De vrouwtjes kunnen niet vliegen en deze pak je dus door een lijmband rond de stam van de boom te hangen. Dit doe je best in het begin van het seizoen en kan je het hele jaar laten hangen. Indien het nodig is kan je als hij vol is nog eens een nieuwe aanhangen.
  3. De bladeren oprapen en vernietigen helpt ook om minder motten te hebben in het volgend jaar. De motten overwinteren immers in de gevallen bladeren om dan in het volgende seizoen nieuwe eitjes af te leggen.

De cyclus van de paardenkastanjemineermot

  • Ei

De vrouwelijke motjes vliegen na de paring naar de jonge bladeren om hun eitjes af te zetten. De eerste generatie komt vooral onderin de boomkroon voor. Een vrouwtje produceert ongeveer 20 à 40 eitjes en ze zet ze één voor één langs de zijnerven op de bovenkant van de kastanjebladeren af. Zo kunnen er per blad tot zo’n 300 eitjes voorkomen. De eitjes zijn witachtig-transparant van kleur, ovaal en 0,2 tot 0,3 mm groot. Naargelang de tijd van het jaar hebben ze gemiddeld 2 à 3 weken nodig om zich tot larve te ontwikkelen.

  •  Larve

Van zodra de larven uitgekomen zijn nestelen ze zich in het bladweefsel en eten het bladmoes weg. Enkele weken nadien zijn de eerste lijnvormige mijnen te zien. Als de larven groter worden veranderen de mijnen van vorm. Ze worden dan cirkelvormig om daarna over te gaan in langwerpige, blaasvormige, doorzichtige lichtbruin gekleurde mijnen en die worden meestal door 2 zijnerven begrensd. Bij grote aantastingen zullen de mijnen mekaar overlappen en zal een groot deel van het bladoppervlak bruin verkleuren. De larven zijn witachtig tot licht beige van kleur en ze hebben geen pootjes. In het eerste stadium zijn ze eerder afgeplat om later ronder en meer gesegmenteerd te worden. Voordat ze verpoppen doorlopen ze 5 larvestadia.

  • Pop

De larve zal in een bladmijn omgeven door een cirkelvormige cocon van spinseldraden verpoppen. Zo een pop is een 3 1a 5 mm groot en donkerbruin van kleur. In de zomer duurt het popstadium 12 à 16 dagen. Maar de poppen die in de afgevallen bladeren overwinteren blijven ongeveer een 6-tal maanden in rusttoestand. Wat opvalt is het feit dat een deel van de 2e generatie poppen ook in winterrust gaat.

  •  Volwassene

De volwassen paardekastanjemineermot is ongeveer 4 à 5 mm groot. Ze heeft een maximale vleugelbreedte van 7 mm. Op haar vleugels liggen koperkleurige schubben en ze hebben wit/zwarte dwarsbanden. Aan de achterzijde van haar vleugels zitten franjes. Haar poten zijn zwart/wit gestreept. In onze streek hier zien komen er waarschijnlijk 3 generaties per seizoen voor. Vanaf eind april vliegt de eerste generatie al rond, de tweede generatie is er zo rond eind juni – begin juli en de derde en laatste vanaf september. In de vroege ochtend komen zowel de mannelijke als de vrouwelijke motten uit hun pop. De vrouwtjes kruipen direct via de stam naar de onderste bladeren om hun eitjes te leggen. De motten rusten overdag op de stam en de takken hun thuisplanten. De volgende generaties zullen stelselmatig steeds hoger in de boom hun eitjes gaan afleggen.

  • Cyclus

Hoe de wissel van de generaties in onze streken verloopt is nog niet helemaal duidelijk. Er komen waarschijnlijk 3 generaties voor. De poppen van de derde generatie en deel van de poppen van de tweede generatie gaan overwinteren.


Welke bomen hebben last van de paardenkastanjemineermot?

De kastanjemineermot heeft een voorkeur voor de Aesculus hippocastanum (witte paardenkastanje), maar ook andere soorten kastanjebomen kunnen aangetast worden.

Op de Aesculus hippocastanum (rode paardenkastanje) worden wel eitjes gevonden maar meestel sterven de larven na het uitkomen.

Ook worden er meldingen gemaakt van kastanjemineermotten op Acer pseudoplatanus (gewone esdoorn)Acer platanoides (Noorse esdoorn) en Platanus (plataan). Bij extreem hoge dichtheden op kastanjebomen zijn er al eitjes gevonden op Fraxinus sp.Spiraea sp. en Symphoricarpos sp. De larven kunnen zich echter niet ontwikkelen op deze planten en sterven voortijdig.